Afbeelding

Randbericht |

Algemeen Columns

Minder verdraagzaam?

Ben ik minder verdraagzaam geworden? Accepteer ik minder van de mensen in mijn omgeving? Ik vraag het me regelmatig af. Als ik er langer over nadenk, moet ik zeggen dat een aantal van mijn opvattingen in de laatste tientallen jaren zeker zijn veranderd. Veel van wat ik veertig jaar geleden normaal vond, vind ik tegenwoordig niet meer normaal.

Het gemakkelijkste voorbeeld is dat van het roken. Op een verjaardagfeestje in de jaren 70 rookte minstens de helft van de aanwezigen. Ik had er geen last van, ik rook het niet eens. Misschien scheelde het dat de kamers in ons huis hoog waren, zodat de walm op kon stijgen en als een wolk tegen het plafond aan hing, waarna de rooklucht langzaam wegtrok door de vele kieren in ons oude huis.
Inmiddels wordt er al vele jaren niet meer gerookt in dit huis. Eén keer heb ik tegen een vriend, die graag een sigaretje opsteekt, gezegd dat hij niet naar buiten hoefde te gaan. Het was regenachtig en waaide, zodat ik vriendelijk wilde zijn. We dronken een paar biertjes samen, keuvelden genoeglijk over muziek, politiek en geschiedenis en intussen rookte hij drie sigaretten. Toen hij weg was, heb ik meteen de kamers gelucht en andere kleren aangetrokken. Alles stonk. Ik was rooklucht niet meer gewend.

Tegenwoordig word ik zelfs meteen onpasselijk als mensen bij de ingang van een supermarkt of vooraan bij het ziekenhuis staan te roken. Ik verdraag die lucht niet meer, maar ben ik daardoor onverdraagzaam? Nee, ik wil ze het roken niet verbieden. Ik verwacht alleen dat zij begrijpen dat rooklucht niet voor iedereen aangenaam is en dat het beter is om een plek op te zoeken, waar anderen er geen last van hebben.
Een soortgelijk verhaal geldt voor houtrook. Tientallen jaren heb ik me vele malen verwarmd aan hout. Ik hielp om de op passende lengte gezaagde blokken uit bos of houtwal te sjouwen. Elke zaterdag kloofde ik hout en stapelde ik houthokken vol. Als het goed gedroogd was kon het gestookt worden in de open haard en hakte ik eerst ook nog aanmaakhoutjes. Binnen had ik soms wel last van tranende ogen, maar als de vlam er eenmaal goed inzat viel dat weer mee. Ik was er aan gewend.

Mijn open haard is in 2013 voor het laatst aan geweest. Ik vond de rooklucht niet meer prettig. In de open haard staan nu boeken, want aan ruimte daarvoor heb ik altijd gebrek. Bij mensen met een houtkachel en open haard kom ik niet graag meer op bezoek. Als ik buiten loop kan ik meteen ruiken wanneer er ergens hout wordt verstookt. Wil ik het verbieden? Nee, maar ik verwacht wel dat er op een verantwoorde wijze wordt gestookt. Geen vervuild hout, geen nat hout en zo kan ik nog even doorgaan. Ben ik minder verdraagzaam? Nee, ik hoop alleen dat we nog steeds bereid zijn rekening met elkaar te houden. Je mag van mij alles, als het geen overlast voor anderen op levert.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant