Tanny Wessels. Foto: Bart Kraan
Tanny Wessels. Foto: Bart Kraan

'Ze hoeven niets tegen me te zeggen, ik accepteer niets van hen'

Algemeen

Tanny Wessels heeft het 75 jaar na de bevrijding nog steeds niet op Duitsers

AALTEN - In het kader van 75 jaar bevrijding Aalten brengt deze krant een aantal verhalen waarin inwoners van Aalten vertellen over wat ze, uiteraard als kind, hebben meegemaakt tijdens het begin van de Tweede Wereldoorlog voor Nederland op 10 mei 1940, de daaropvolgende Duitse bezetting en de bevrijding in de lente van 1945. In een verhaal van deze korte serie vertelt Tanny Wessels over haar belevenissen in de jaren 1940-1945.

Door Bart Kraan

Een zeer vlotte verschijning van wie je niet zou verwachten dat ze op vrijdag 27 maart al weer 88 jaar wordt. Bovendien zeer goed van de tongriem gesneden. ''Ik kom uit Amsterdam, daar kunnen ze behoorlijk goed praten, zijn ze niet zoals hier waar de meeste mensen toch wat gereserveerder zijn'', verklaart Tanny Wessels (geboren Tromper). Maar bovenal voorzien van een werkelijk formidabel geheugen dat haar in staat aan het begin van het gesprek allerlei gebeurtenissen uit het leven van haar ouders Piet en Sien, die ze van hen in haar jeugd heeft meegekregen, met haar bezoek te delen. En later uitgebreid in te gaan op wat ze tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt.

De oorlogsjaren beleeft Tanny Wessels niet in Aalten, waar ze pas naar haar huwelijk met Jan Wessels is gaan wonen, maar in Amsterdam. Daar komen haar vader, moeder, broer en zes zusters (twee zusters werken al als dienstmeisje in de hoofdstad) terecht nadat Piet Tromper in hun vorige woonplaats Zierikzee het werk als kleermaker onmogelijk is gemaakt vanwege geschillen tussen protestanten en rooms-katholieken. ''Mijn vader had met mijn oudste zus gebeld, die raadde hem aan in Amsterdam een café te beginnen. Via een vriend, die een kroeg in Zierikzee had, heeft mijn vader de Heinekenbrouwerij gevraagd of die hem wilde helpen. We zijn toen aan de Mauritskade, op de hoek van de Pieter Vlamingstraat, terechtgekomen.''

Café
Het café van Piet Tromper loopt aanvankelijk goed, mede door de aanwezigheid van de kazerne aan de Sarphatistraat. ''Er kwamen veel soldaten naar het café van mijn vader. Maar na de mobilisatie in augustus 1939 (die plaatsvond vanwege de steeds verder toenemende oorlogsdreiging, BK) verdwenen de soldaten en dus een groot deel van de klandizie. Toen heeft mijn vader het café aan Heineken teruggegeven, hebben we daarna veertien dagen aan de Waverstraat gewoond en zijn we vervolgens in een nieuw huis aan de Tromperburgstraat, vlakbij station Amsterdam Amstel, terechtgekomen. Dat was een nieuw huis, met stromend water. Het was een van de eerste huurhuizen in Amsterdam die stromend water hadden.''

Het is daar dat Tanny Wessels en de overige leden van haar gezin op 10 mei 1940 het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog meemaken. ''We werden 's morgens wakker en mijn moeder zei: 'Ik hoor tikken, het is net of ze matjes aan het kloppen zijn'. Maar het waren jachtvliegtuigen die tijdens luchtgevechten aan het schieten waren. Er zijn toen ook bommen bij ons in de buurt gevallen. Ja, we waren bang. Als het gevaarlijk werd, gingen we op de trap zitten en wachtten daar tot het weer rustig werd. Mijn broer Rinus is op 13 mei jarig, dus hij vierde in 1940 zijn verjaardag toen er nog gevochten werd. Dat vergeet je nooit weer.''

Koper inleveren
Al snel na het begin van de bezetting, komen de Duitsers met hun eerste maatregelen. Zo moet het koper worden ingeleverd dat gebruikt wordt om munitie te maken. Later, in 1943, willen de bezetters dat de Nederlanders hun radio's afgeven, dit om te voorkomen dat ze luisteren naar de BBC of Radio Oranje. Dat bevel lapt vader Piet Tromper aan zijn laars. ''Hij maakte een bakje voor de radio en bevestigde dat aan de onderkant van een tafel. Als hij naar de radio wilde luisteren, ging hij onder de tafel liggen. Dat onze radio zich daar bevond, wist niemand, iedereen uit ons gezin moest uiteraard daar de mond over houden'', vertelt Tanny Wessels.

Op persoonlijk vlak heeft de oorlog grote gevolgen gehad voor de familie Tromper. Rinus Tromper, de enige jongen uit het gezin, wordt te werk gesteld in een munitiefabriek in de Duitse hoofdstad Berlijn. ''Hij heeft daar een paar jaar gezeten en is ongedeerd teruggekomen.''

Vader Piet Tromper komt er aanzienlijk minder goed vanaf. Tromper, toen al in de zestig, gaat bij het verzet, maar loopt door toedoen van een oom van Tanny Wessels tegen de lamp en belandt in concentratiekamp Amersfoort. Die oom komt vanuit Zierikzee, dat in maart 1944 met andere Zeeuwse plaatsen door de Duitsers onder water is gezet, met zijn vrouw (de jongste tante van Tanny Wessels van moederskant) en hun vijf kinderen en de ouders van Sien Tromper naar Amsterdam. ''De tweede oudste zoons gingen naar mijn oudste zus Corrie, de rest logeerde bij ons. Mijn moeder haalde alle matrassen uit de ledikanten en legde die naast elkaar op de grond, zo hadden we voldoende ruimte.''

Verraden door een oom
Omdat er opeens zoveel extra mensen in het huis van Tromper zijn komen te wonen en die ook gevoed moet worden, komt er iemand van de Duitse overheid langs om te controleren of alle legitimatiepapieren in orde zijn en ervoor te zorgen dat er voldoende voedingsbonnen komen. Tijdens de eerste dagen van zijn verblijf komt die oom erachter dat vader Piet Tromper bij het verzet zit en geeft hem aan bij de Duitsers. ''We weten sinds kort dat die oom bij de NSB zat, omdat we een papiertje hebben gevonden dat hem in staat stelde zijn radio te behouden. Dat mochten alleen NSB'ers.''

Tanny Wessels vergeet nooit meer hoe haar vader, op 24 oktober 1944, wordt gearresteerd. ''Terwijl het huis werd doorzocht, werden we met zeventien mensen in de keuken door drie Duitsers met machinepistolen in bedwang gehouden. Een Duitser vond in het dressoir een stapel brieven van mijn broer, die alle eindigden met: 'Leve de koningin'. Dat was toen strafbaar, maar die Duitser liet die brieven liggen en heeft er nooit iets van gezegd tegen zijn meerderen. Mijn vader werd toen meegenomen naar de Weteringschans. Daar is hij een paar dagen vastgehouden. Mijn moeder en mijn zussen wilden hem daar bezoeken, maar ze mochten hem niet zien. Vervolgens werd hij naar concentratiekamp Amersfoort gebracht. Twee van mijn zussen wilde hem daar bezoeken, maar ook daar mocht mijn vader geen bezoek ontvangen.''

In Amersfoort beleeft Piet Tromper een meer dan ellendige tijd, hetgeen hoofdzakelijk te wijten is aan de wrede kampcommandant Cartella. ''Die man liep daar altijd met een hond rond en was constant dronken, hij heeft mijn vader kapot gemaakt'', vertelt Tanny Wessels. ''Op eerste kerstdag 1944 moesten alle gevangenen naar buiten en zich uitkleden. Ze moesten toen naakt op de grond gaan liggen en robben (op de armen steunend naar voren kruipen, BK). Wie dat niet kon, kreeg een schop onder de kont. Mijn vader was een van de gevangenen die geschopt werd. Omdat hij suikerpatiënt was, is hij nooit goed genezen van die mishandeling. Hij heeft tot zijn dood in 1955 last van die plek gehad.''

'Vuile truc'
Piet Tromper wordt in januari 1945 vrijgelaten, maar ook op dat moment komen Berg en zijn trawanten met een laatste, wel heel vuile, truc. ''Mijn vader werd vrijgelaten in gezelschap van een wat jongere man. Nadat ze hun concentratiekampkloffie hadden verruild voor hun eigen kleren, wilden ze de poort uit. Maar daar werden ze staande gehouden. Die jongere man moest eerst een kuil graven. Toen die volgens de Duitsers diep genoeg was, werd de broer van de jongeman naar buiten gebracht en doodgeschoten. Die jongen moest toen de kuil nog dichtgooien. Toen mijn vader ons dat vertelde, was hij echt in tranen.''

Vanwege dit soort verhalen heeft Tanny Wessels Duitsers nooit gemogen. ''Ze hoeven ook niets tegen me te zeggen'', vertelt ze met vuur in de ogen. ''Ik accepteer niets van hen. Een tijdje geleden was ik met een neef en nicht bij de Reaal in Bocholt. Mijn neef had in de ogen van een eigenaar van een van de winkels in de buurt zijn auto verkeerd geparkeerd. Die man zei daar op een heel vervelende manier iets van. Toen heb ik hem toegeschreeuwd dat die tijd voorbij is. Mijn nicht zei naderhand dat ze mij op die manier helemaal niet kende.''

Hongerwinter
Als vader Tromper thuis komt, is voor het westen van Nederland de hongerwinter in volle gang. De inwoners van met name grote steden komen maar heel mondjesmaat aan kolen om hun huizen te verwarmen en aan eten. Het gebrek aan kolen kost Tanny Wessels het profiel op de handen. ''Ik heb heel vaak bij het voormalige Weesperpoortstation naar kolen gezocht. Die lag onder lagen zand die weg geschraapt moesten worden. Vandaar dat ik geen profiel meer op de handen heb en ik dus geen vingerafdrukken kan geven'', aldus Tanny Wessels die zich nog goed kan herinneren wat zij en andere leden van de familie tijdens de laatste maanden van de oorlog te eten krijgen. Bijvoorbeeld pulpkoekjes, gemaakt van suikerbieten. ''Die waren best lekker.''

Haar 'foute' oom en diens vrouw hebben het echter verre van slecht. De oom werkt bij de gaarkeukens, hetgeen hem en zijn echtgenote geen windeieren legt. ''Ze werden steeds dikker. Mijn vader is op een gegeven moment in hun kamer gaan kijken en vond daar heel veel eten, dat was gestolen of meegenomen. Hij werd zo boos dat hij een van de gevonden blikken door de kamer gooide. De inhoud kwam op de grond terecht, waarop mijn moeder zei: 'Daar heb je alleen mij mee'. Mijn moeder heeft toen de inhoud van dat blik teruggestopt en een behoorlijk hoeveelheid zuiveringszout toegevoegd. Nadat mijn oom en tante dat blik hadden leeggegeten, kregen ze enorm last van diarree. Maar ze hebben nooit iets gezegd.''

Na de Duitse capitulatie op 5 mei 1945 vinden ook in Amsterdam feestelijkheden plaats ter gelegenheid van de bevrijding. Maar niet nadat er op 7 mei nog verschillende schietpartijen plaatsvinden, waarvan die op de Dam tussen leden van de Duitse Kriegsmarine en de Binnenlandse Strijdkrachten het bekendst is. Die kost aan een dertigtal Amsterdammers het leven, terwijl er ruim honderd gewonden vallen. Tanny Wessels kan zich dit tragische voorval nog goed herinneren. ''Ik zie nog zo die kinderwagen, bekend van foto's, staan. De vrouw van wie die kinderwagen was, was doodgeschoten'', vertelt de 87-jarige oud-Amsterdamse, die ook nog helder voor de geest staat hoe de menigte is omgegaan met zogeheten moffenmeiden, oftewel Nederlandse vrouwen en meisjes die een relatie met Duitsers hadden. ''Die werden kaalgeschoren, dat vond ik helemaal niet leuk.''

Na de oorlog herneemt voor Tanny Wessels het normale leven. Ze ontmoet Jan Wessels met wie ze trouwt en uiteindelijk naar Aalten verhuist. Daar woont ze nog, na het overlijden van haar echtgenoot als weduwe. Dat ze nu alleen woont, wil echter absoluut niet zeggen dat ze een eenzaam leven leidt. Ze heeft nog voldoende contact met andere mensen. ''Ik ben inderdaad geen type dat achter de geraniums gaat zitten.''

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant