Afbeelding

Column De Buitenstaander: Je moe gwoon aantrekké wajje wil

Opinie

Bij de kassa van kringloopwinkel 2switch staat tante Zus, één van de vele kassajockeys die 2switch rijk is. De rommelsupermarkt boert fenomenaal. Talrijke ‘schatten’ staan pontificaal uitgestald in vitrines met vaak prijskaartjes eraan vast waar je stijl van achterover slaat. Als je het maar exclusief presenteert, lijkt het gerechtvaardigd om er de ober-über-hoofdprijs voor te vragen. Het is eigenlijk net zoiets als: als je het maar zachtjes genoeg fluistert, dán zal het ook wel waar wezen.
Een vrouw kwam richting de kassa gelopen met twee te vaak gewassen jurkjes over haar arm geslagen. Ze was zo mager als een pannelat en droeg een brilletje met een smal montuur. ‘Zij’ bleek een sjofel geklede man te zijn met zwarte panty’s die veel te ruim voor de dunne beentjes waren. Het enige dat strak oogde was de manier hoe ze op haar hoge blokhakken stond.
Het slecht gekamde muisgrijze haar was in een vlassig paardenstaartje gebonden. Boven op het hoofd was een kale plek.
Waar je normaliter de boezem zou verwachten gaf een laag uitgesneden decolleté nu ruim zicht op borsthaar, dat daar ruimschoots prijkte.
Aan haar make up was geen aandacht besteed en tevens was de scheerkwast niet gehanteerd, waardoor de vroege ochtendstond als een schaduw van sesamzaad over een deel van haar gezicht hing. Het leek alsof ze er geen enkele moeite voor gedaan om zich enigszins smulbaar te tonen. Een scharminkel, zouden ze in vroeger tijden hebben gezegd.
Sommige meneren trouwens, zien er in dameskleren en met wat tactisch aangebrachte kleurtjes veel beter uit dan menige mevrouw, maar deze ‘menouw’ bepaald niet. ‘Asjemenou’, zag ik tante Zus verbaasd denken bij de aanblik van haar klant. Pal achter tante Zus kwamen drie medewerksters aangesloft die zojuist van de koffiepauze hadden genoten en ook hun wenken stonden vrij rap op standje ‘huh?’ Tante Zus had haar wenken laten epileren zoals ooit Marlène Dietrich, zodat haar verbazing prominent én permanent aanwezig was. Aan de stand van haar openstaande, dik gestifte mondje kon ik echter zien dat de verrassing waarachtig was. Bovendien
kukelden haar grote be-oogschaduwde kijkers bijna uit haar zwaar geplamuurde gezicht.
Zij zou die avond aan de eettafel niet verlegen zitten om gespreksstof.
Er moest afgerekend worden en tijdens het proces van tergend langzaam, want afgepast, betalen met de kleinst mogelijke munteenheid kwam er een gesprekje op gang, waarbij tante Zus evenwel niet door koningin-klant werd aangekeken. Die was druk doende haar bolle portemonnee, die tot aan de rand gevuld was met stuivers, slanker te maken, toen ze sonoor sprekend en voor veel vrouwen zeer herkenbaar zei: ‘Ik heb écht niets meer om aan te trekken he. Het zijn natuurlijk wel zomerjurkjes en het is ook best koud, maar zo’n dikke trui staat me niet vind ik. Misschien moet ik, ... zal ik er anders gewoon een lange jas bij zoeken? Wat denkt u?’
‘Jah, je moe gwoon aantrekké wajje wil he,’ antwoordde tante Zus vrijwel direct, wat bij de andere verkoopsters een lichte manifestatie van ginnegapperij veroorzaakte.
Het antwoord was nou niet exact de goede raad waar haar klant serieus op had gehoopt, maar
tante Zus flapte spontaan haar eigen levensmotto er uit.
Door een wirwar van hoogzwangere vraagtekens was dat er, goedbedoeld, uit tevoorschijn gekomen. Een goede raad, een motto.
Het lijkt ergens wel op elkaar, maar is net niet helemaal hetzelfde.

Tekst: Rocco Ostermann

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant