
Column De Buitenstaander: Kijkmannen en bijnamen
OpinieIk las laatst dat ze in Tilburg het fenomeen ‘kijkmannen’ kennen. Nog voordat ik het artikel had aangeklikt sloeg mijn beeldenmachine aan het ratelen en zag ik, geprojecteerd aan de binnenkant van mijn ogen, een rij ramen van waarachter potige en schaars geklede mannen naar voorbijgangers lonkten en floten. De reden dat ik dat tafereeltje voor me zag, zal te maken hebben met het feit dat ik tegenwoordig in een oud bordeel (1852) in de Spijkerstraat woon, daar waar de raamprostitutie ooit fameus en infaam was, in de tijd dat Arnhem nog ‘het Chicago van de Veluwe’ werd genoemd.
Toen ik het stuk las, bleken de ‘kijkmannen’ uit Tilburg gepensioneerde kerels te zijn die, loom achterover op hun scootmobiels hangend, naar de opbouw van de kermis kijken. Verrukkelijk vinden ze het. Niet de kermis zelf. Die interesseert ze geen mallemoer. Een ingepakte lunch hebben ze van thuis mee, én een rokertje. Kijkmannen horen bij Tilburg als de Eiffeltoren bij Parijs, las ik.
Ik belde een vriend die in ‘Tilly’ woont en ik vroeg hem er naar. ‘Nou, wij noemen ze bouwlouwers.’ Ik dacht in een flits aan de oudere mannen die, vaak na hun pensioen, ietwat melancholiek kijkend bij een bouwput staan. Ik zie ze wel eens. Ik denk dat elk dorp dit verschijnsel wel kent. Misschien wordt er terugverlangd naar een werkend leven. Te veel vrije tijd en te weinig te doen. ‘Die bouwlouwers,’ zo ging mijn vriend door, ‘die horen zéker bij de kermis, net als trouwens ooit Rooie Stien en Luchtbuks Ria!’ ‘Wie? Luchtbuks Ria!?’ ‘Ja, die heeft meer dan tachtig jaar achter elkaar elke schiettent op de Tilburgse kermis bezocht, en telkens wanneer ze de roos trof, kreeg ze een foto. En ze schoot altijd raak. En al die foto’s zijn door het Stedelijk Museum aangekocht, omdat ze zo mooi laten zien hoe het tijdsbeeld verandert. Het oudste trefzekere kiekje is nog van voor de oorlog. Uit 1936.’
Wat grappig, dacht ik. Elk dorp had vroeger inwoners met ludieke bijnamen. Gekke Henkie is wel de beroemdste en die liep in elk dorp rond, hoewel iedereen ontkende hem te zijn. Vreemde vogels waren het vaak en die ‘biezöndern’ zie je amper nog. Vaak liep de jongen of het meisje met het syndroom van Down trots voor de fanfare uit. Dat zie je nu niet meer. Jammer. Je moet jong en oud, gewoon of bi-jzönder, bij elkaar betrekken. Zo zie ik het althans. Niet wegmoffelen. In de Dinxperlose eregalerij der ludieke bijnamen vind je exemplaren als: de bamibal, de sherrif, de paaf, Karel de Kaks, Teet Kartoffel, de Sik, om er maar een paar te noemen en bij navraag hoorde ik in Aalten namen als Knonnepoetse, Piepkes Willem, Flinte en Gertje Santana. De Sik trouwens, uit Dinxperlo, die hadden ze ook ‘het jachtluipaard’ kunnen noemen, of ‘de hazewindhond’ want dat was een watervlugge briljante voetballer, de snelste man van het dorp. Ik hoop dat er op een dag weer vele bijnamen zullen worden verzonnen. Vaak is de reden, waarom die mensen een bepaalde bijnaam kregen, nog raadselachtiger en grappiger dan de naam zelf.
Tekst: Rocco Ostermann