Lofzang op naaldbos

Gedachten kunnen onnavolgbare wegen volgen. Daarom zal het woord gedachtekronkels zijn bedacht. Daardoor kan het gebeuren dat als ik zonnebloemolie in een pan giet aan vetblad in een moerassig gebied moet denken. Of als ik van wethouder Aalderink een indrukwekkend betoog hoor ik opeens busxusmotten voor me zie. Zo ging het ook bij een nieuwsbericht over de Rietveldacademie in Amsterdam. Ik zag meteen een grove dennenbos voor me. Ik rook het zelfs.

Die kunstacademie is genoemd naar Gerrit Rietveld, die net als Piet Mondriaan bij de kunststroming De Stijl hoorde. U weet wel, van die drie kleuren rood, blauw en geel, die tegenwoordig meer met kitsch dan met kunst hebben te maken. Rietveld maakte een beroemde stoel met die kleuren. Het zag er een beetje uit als een strandstoel, waarop prettig zitten een lastige opgave was. Rietveld was geen schilder, hij was vooral ontwerper. Designer noem je dat met een chique woord.

Vaak zijn gedachtekronkels niet te herleiden. Het is net als met dromen, die niets met mijn werkelijkheid hebben te maken. Zo bevond ik me vannacht bij een tuin, waarin vele koffiebekers waren gegooid. Waarom? Door wie? En waarom droom ik daarover. Maar na enig nadenken begrijp ik soms de oorsprong van de associatie. Rietveld heeft namelijk twee bijzondere zomerhuisjes ontworpen. Die stonden op een recreatieterrein in de buurt van Markelo in Overijssel. In mijn jeugd heb ik in een van die zomerhuisjes een week mogen verblijven.

Het recreatieterrein bevond zich in een gebied met heuveltjes en kuilen met heel veel grove dennen. Het was eigenlijk een camping midden in een naaldbos. De herinnering bevestigde dat ik een liefhebber ben van bos met dennen en sparren. Als je in de Oost-Achterhoek woont, wandel je vooral in bossen met eiken. Ik word daar wel eens moe van. Gelukkig zijn die aangenaam ruikende naaldbossen hier ook te vinden. Denk aan het Loohuisbos, of net over de gemeentegrens, de Vennebulten. Of als je wat oostelijker durft te gaan het Rommelgebergte en het Notarisbos in Winterswijk. Ik moet er minstens twee keer per week komen om enigszins helder te kunnen blijven denken.

Soms spijt het me wel eens dat ik niet in Zweden woon, want daar zijn veel meer van die eeuwig zingende en geurende bossen. Daar kan ik elke dag mijn geest verruimen. Mijn Zweedse vriendin Metta Norström, bij wie ik drie keer per jaar op Sirkön verblijf, vindt al heel lang dat ik moet emigreren, maar ik ben toch te veel gehecht aan de Oost-Achterhoek. Dat kleinschalige landschap kan ik niet missen. De bossen in Zweden zijn me dan weer net te groot en te saai, al hebben ze er wel fraaie barbecueplekken met voldoende hout erbij. Metta moet het daarom doen met enkele bezoekjes en vele mooie brieven. Maar een beetje van al dat naaldbos zou ik wel mee willen nemen. Kan dat Loohuisbos niet vier keer zo groot worden? Of is het een idee om tussen IJzerlo en Dinxperlo een naaldbos van 40 hectare aan te planten? Ik zal er vaak komen en zal daarna regelmatig mijn lofzang op het naaldbos herhalen.