'Fijn dat u de bent'

Na 59 nachten zagen wij onze 99-jarige moedertje weer in levende lijve. Ze reed met haar scootmobiel de topkamer onder haar eigen appartement in en stopte bij een onopgemaakt bed en een kaal nachtkastje. Zuslief en ik zaten buiten, in een partytent die aan het gebouw staat, achter een tafel met een plastic tafelkleed waarop een instructiebrief met de verrassende aanhef: 'Fijn dat u de bent'.
We hadden de eerste Meet & Greet bij verzorgingshuis Schavenweide in Doetinchem.

Bij het zien van ma, in winterjas, sprong mijn gevoel op de hoogste stand. Ma, in al haar kwetsbaarheid, wat hou ik van haar. We zeiden hoe fijn we het vinden om haar te zien, in de verwachting dat ook zij iets dergelijks zou zeggen. Maar haar openingszin was verpletterend: “Ik ben zo kwaad!” Haar donkerbruine kraalogen spuwden vuur. Ze keek me aan. “Hier in huis lopen sinds de sluiting wel nieuwe vrijwilligers rond, maar jij, die bijna elke dag kwam, mag niet meer komen.”

Op donderdagavond 19 maart moesten wij – onze ma, haar vijf kinderen en vier kleinkinderen – via de tv horen dat verpleeghuizen op slot gingen voor bezoek.
Ma hield zich die avond aan de telefoon flink. Ze nam onmiddellijk de moederrol op zich en troostte ons. “Ik red het wel,” sprak ze dapper, “ik kan met mijn iPad elke dag met jullie skypen.” Ze noemde de naam van een bevriende pastor en vertelde dat ze hem ging vragen of hij elke avond per telefoon met haar wilde bidden.

Ik deed die nacht geen oog dicht, voelde tot op het bot de impact van deze sluiting, schreef tussen mijn tranen door een mail aan het zorgteam en de manager van Schavenweide om te vragen of ze goed voor haar wilden zorgen. De lijst met klusjes die ik dagelijks in haar appartement voor haar verrichtte, voegde ik toe.

Onze ma, een wijze, intelligente, vrij denkende vrouw met een lichaam dat haar sinds enkele jaren nogal in de steek laat, was in eerste instantie strijdvaardig. Maar al snel kwam ze qua gevoel terecht in een rollercoaster. Dapperheid en berusting wisselden af met angst, machteloosheid en eenzaamheid. Natuurlijk hoorde ze op tv ook het nieuws over besmettingen en overlijdens in andere verpleeg- en verzorgingshuizen. “Ik wil niet besmet worden! Ik wil leven!,” riep ze geëmotioneerd bij het skypen. “Bij mij komen wekelijks wel vijftien verzorgers, stagiairs en vrijwilligers binnen. Binnen anderhalve meter dragen ze geen mondkapje!”

Onze ma, allerlei klusjes ging ze zelf doen. Na zes weken was ze lichamelijk uitgeput.

Wij trokken bij het management en het zorgteam weer aan de bel over het gebruik van mondkapjes. En ja, het zorgteam van ma toonde begrip en handelde adequaat. Chapeau!

Maar op 6 mei kregen we een videoboodschap van de interim-bestuurder van Markenheem, waar Schavenweide onder valt. Hieruit bleek dat er beschermende materialen genoeg zijn, maar mondkapjes uit voorzorg alleen in de thuiszorg worden gebruikt.

Hè?