Stront aan de knikker

Werkelijk overal zie ik de oudere Rubens-vrouw met haar veel te dikke teckel wandelen. Tóch lijken ze beide geen gram af te vallen. Eergisteren zag ik ze in het Sonsbeekpark.

Het was zo'n dag dat ik de Carmiggelt-bril op mijn neus droeg en tevens de nieuwsgierigheid van Aagje tot mijn beschikking had. Ik sprak de dame aan.

Ik vroeg of ze soms meerdere teckels had. Ze antwoorde vrolijk 'Jááhaahihi! Wel drie! Uit hetzelfde nest.'

Aha, zo zat dat dus. 

Ik ging op een bankje zitten en dagdroomde wat voor me uit.

Ietsjes later zag ik stomtoevallig vanuit een ooghoek dat ze hondenpoep aan een grote boom smeerde. Zag ik dat goed? Jazeker! 'Waarom?' verscheen er in bonte neonletters voor mijn gedachtenvenster.

Aagje was in geen velden of wegen meer te bekennen.

Jammer. Nu zou ik het zelf moeten doen. Moest ik dat wel doen? Hoe vraag je enigszins discreet aan iemand waarom diegene hondenpoep aan een boom smeert?

Ik stond op en liep naar haar toe.

'Hoi, daar was ik weer. Ik kon het niet helpen, maar ik zag dat u, ehm, poep aan de boom smeerde?'

De dame keek niet eens verrast, eerder ondeugend en antwoordde grinnikend: 'Ja, goh, dat was in een opwelling. Ik doe dat niet elke dag hoor hihi. Die boom, daar heb ik vijftig jaar geleden mijn naam ingekerfd, naast die van mijn man. Hier hebben we ook voor het eerst gezoend én heeft hij me een jaar later ten huwelijk gevraagd. Die hufter heeft me laatst ...' Ze stopte even, het leek haar ineens teveel te worden. Aagje was inmiddels terug en flapte er namens mij 'Die heeft u verlaten?' uit. 'Na al die jaren verlaten? Wat naar voor u!'

De oude dame keek sip. Ik kreeg ontzettende spijt van mijn actie, ging mijn hoofd binnen en stopte Aagje een dot watten in haar mond. Net toen ik de dame goedendag wilde wensen, zei ze: 'Nee, hij heeft me niet verlaten.' 

'Och, God, hij is dood,’ hoorde ik Aagje gedempt mompelen. Ik hield mijn kaken strak op elkaar zodat die opmerking niet kon ontsnappen.

'Die, kerel van me! …', zei ze boos. 

Wilde ik dit wel horen? Wat verbeeldde ik me? Waarom wil je van een wildvreemde ...?

Ze onderbrak mijn gedachtegang en zei weer bozig: 'Die gek, die vroeg me gisteren, waar iedereen bij was, terwijl hij altijd zei dat ik zijn mollige moppie was, hij vroeg me, op mijn verjaardag nog wel, het was gezellig, maar toen zei hij, nadat ik eerst de vraag van zijn broer gekregen had hoe ik oud ik was geworden: 'dat vraag je toch een dame niet!', zei zijn vrouw nog, maar ik antwoordde gewoon: 'Ik ben 78 geworden, en toen zegt die kerel van me: 'En hoeveel weeg je nu?'

Ik was perplex. Zoiets had hij nog nooit gedaan en ik antwoordde: 'Zeg ik niet!’ 

'Kom op,’ zei hij. 

'Néé,' zei ik. 'Dat doe ik niet!' 

Zegt hij 'Doe niet zo flauw ... alleen de eerste drie cijfers.'

Ze ging nog even door … 

’s Avonds moest ik denken aan mijn oom.

Hij was stapel op mijn tante en ook altijd lief voor haar geweest. Op een dag echter deed hij heel vreemd.

Hij begon bijvoorbeeld te zingen in de microfoons die je bij supermarktkassa's hebt en hij maakte seksistische grapjes. Onverklaarbare dingen deed hij. Achteraf bleek dat er ‘iets’ in zijn hoofd zat dat op zijn persoonlijkheid drukte. 

Ik hoop voor de dame dat die humor, geen tumor is, maar door een paar neutjes is veroorzaakt.

Ook stront aan (of ín) de knikker, zo u wilt, maar toch ...



 [R2]