Afbeelding

Column De Buitenstaander: Machteld

Opinie

In het dorp van mijn tante woonde vroeger een dame, laten we haar Machteld noemen. ‘De Telegraaf’ noemden sommigen haar, weer anderen gaven haar, ietwat meer streekgebonden, de bijnaam ‘De Gelderlander’ en ik vereeuwigde haar jaren later in een liedje, getiteld: ‘Tante Krante’. Machteld was wat we toen noemden: een roddelkut. Dat nogal komische woord suggereert enigszins, herbergt het beeld in zich, dat het vooral vrouwen waren die zich daaraan bezondigden: roddelen en achterklap verspreiden, maar schandaliseren is natuurlijk geenszins exclusief aan een geslacht te koppelen. Wanneer je het woord roddelkut overigens googelt, duikt het vreemd genoeg niet op. Ik kan me amper voorstellen dat het hier om een typisch Achterhoeks scheldwoord gaat. Enfin, elke dag, op een of andere straathoek of voor de supermarkt, stond allemachtige Machteld met haar gevolg, de straatpapegaaien die zich vriendinnen noemden, de ditjes en de datjes, de weetjes en de watjes uit het dorp door te nemen. Wanneer iemands haar niet goed zat, verwaarloosde die zichzelf. Makkelijk zat! Oersimpele conclusies in praktisch formaat. Dat Machteld zélf op een volumineuze waggelende wijnfles leek, ja dát had natuurlijk helemaal niets met verwaarlozing te maken. Het adagium ‘iedereen in z’n waarde laten’, was aan haar niet besteed. Ze was er maar druk mee, onze Machteld, met al dat lasteren en verspreiden van haar op onheil lopende vuurtjes. Koetjes en kalfjes werden verdronken in zelf gemetselde putten en dat allemaal op een conspiratief ‘psss psss-toontje’. Ja, als je het maar zachtjes genoeg fluistert, dán zal het wel, dan móet het bijna wel waar wezen. Alles en iedereen ging als op een glijbaan, vanuit het hoofd van ‘elend’-spreekster Machteld, over diens gladde tong, gebrandmerkt weer naar buiten.

‘Alles en iedereen ging als op een glijbaan, vanuit het hoofd van ‘elend’-spreekster Machteld, over diens gladde tong, gebrandmerkt weer naar buiten’


Ergens bij ons in de Achterhoekse contreien woonde vroeger óók iemand, laten we hem ‘Pietjen met de gruune onderbokse’ noemen. Over deze ongelukkige persoon werd gezegd dat ze hem bij het copuleren met een woldragend herkauwend dier hadden betrapt. Zijn groene onderbroek zou daarbij gesignaleerd zijn, onderaan zijn laarzen, vandaar deze kleurige bijnaam. Het is helemaal niet zo dat iemand het ooit écht gezien heeft hoor, ben je mal, ik heb althans nooit een getuige ontmoet, of zelfs maar iemand die zo’n getuige kent, maar waar rook is, dáár is vuur! Het kan ook gewoon rook zijn, maar vuur is natuurlijk vele malen interessanter, en op die manier wordt dan een stukje nieuwe werkelijkheid aangeplant. Als je de leugen maar lang genoeg herhaalt, word het vanzelf op een dag de waarheid. Dat de arme kerel er nogal mee gepest werd, hoef ik jullie verder niet uit te leggen. Iemand vertelde me eens dat je in de late middeleeuwen een stalen zwijnskop of kippenkopmasker op je harses kreeg geschroefd als je lasterde of kwaadwillige onwaarheden had verkondigd. Ik zou toentertijd, uit pure nieuwsgierigheid, die vergadering wel hebben willen bijwonen, waar deze beeldende lijfstraf werd afgeschaft, want ik vind het zo gek nog niet. Dat het door de politici zélf is afgeschaft, lijkt me evident, dat moet haast wel. Stel je toch eens voor dat we zulke praktijken nu nog hadden, ik denk dat de Tweede Kamer zou lijken op De Fabeltjeskrant, alleen dan met beduidend minder variatie in diersoorten.

Tekst: Rocco Ostermann

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant