Afbeelding

Ouwehoeren: Laat dat maar aan een Achterhoeker over

Opinie

Een uur geleden belde ik mijn favoriete Turkse cafetaria de Dolfijn op en zei met een zwaar vervormde stem: ‘Hoi, hier met Emile Ratelband, mag ik wat bestellen?’ Een stem die ik meteen herkende antwoordde: ‘Hallo Rocco, alles goed? Zeg maar.’ Grapje mislukt. Maar ja, we kennen elkaar dan ook al vrij lang. Toen ik net in Arnhem was gearriveerd werkte hij in een andere cafetaria (om de hoek van mijn toenmalige straat) en ons eerste korte gesprekje ging als volgt: ‘Hallo buurman, zeg maar.’ ‘Hoi, euh, ja, doe maar een zak paprika chips enneuh, zes halve liters Grolsch. Doe maar zeven.’ ‘Feestje buurman? Verjaardag? Is druk?’ ‘Euh nee, dat is voor mezelf.’ Ik zag dat hij dacht dat ik een grapje maakte en door de manier hoe hij lachte tijdens het inpakken van de ingrediënten voor mijn solo-bacchanaal, ben ik sindsdien eigenlijk altijd wel bereid om spontaan een lolletje met hem te trappen. Dat gaat inmiddels al jaren zo. Hij doet min of meer hetzelfde met mij. Ik kom er elke dag wel een keertje langs en als ik hem dan zie staan, ga ik altijd even vlug naar binnen en vraag dan bijvoorbeeld of er nog gekookte eitjes zijn. ‘Rocco,’ antwoordt hij dan stralend en bijzonder slecht geacteerd, ‘extra voor jou gekookt vandaag.’ ‘Oooh, dat is zo lief van je Mesut, van je eigen kipjes zeker ook nog?’ En dan schiet hij weer in de lach, terwijl het grapje niet eens superlollig is, maar dat maakt geen zak uit. Humor is een serieuze zaak, maar misschien is gewoonweg slap en dom ouwehoeren wel alles. Nou, laat dát maar aan een Achterhoeker over. Wat ik verder ook erg leuk aan die cafetaria vind is de baas van het frietkasteeltje, die altijd uitblinkt in weinigzeggende blikken. Een aardige, rustige vent, maar qua expressie een man met de handrem er op. Dat is pas, zoals we dat hier zeggen ‘een drögen.’ Hij was het, die ik op een avond feliciteerde met zijn nieuwe ultra dikke BMW. Sommige hoofden van automobilisten komen overeen met de tronies van hun wagens. Bij honden en hun bezitters weten we dat al lang natuurlijk. Auto’s hadden vroeger veel meer een eigen smoelwerk. Een BMW leek op een uil, en hij lijkt ook op een uil. Hij heeft een prachtig hoofd, een uilenkop, die hij weliswaar niet rond kan draaien. En dat is maar goed ook. Ik zou er behoorlijk van schrikken. Afgelopen week reed hij langs mijn huis en we zwaaiden naar elkaar en ik dacht: ‘Kerel, wat moet je nou met zo’n sport-tractor hier in de buurt?’ Ik complimenteerde hem wat later desalniettemin met zijn alfa-auto. Bescheiden antwoorde hij: ‘Ja.’ ‘Wat een móóie, vette, nieuwe, glimmende auto heb je man!’ Hij keek me aan en zei droger dan een kurk: ‘Ja.’ Ik ondertussen maar denken dat ‘ras-friet-Arnhemmer’ Emile Ratelband, onze Gelderse ‘Tsjakka-Kahn’, heel wat enthousiaster geantwoord zou hebben. Nog maar een poging wagen dan: ‘Jeetje, man, wow, met wát voor jumbojet vloog jij hier afgelopen week door de kleine straatjes. Heb je nog een stewardess nodig?’ ‘Ja,’ antwoordde hij wederom met een schepje zand in zijn mond. Dus ja, er zijn momenten waarop je beseft, dat je je niet met alles moet bemoeien. Hij wil er niet over praten. Vind ik ook wel mooi ergens. Maar voor een ouwehoer is het wel saai.

Tekst: Rocco Ostermann

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant