Afbeelding

Column De Buitenstaander: Een hard gelag

Opinie

Ik vind eigenlijk niemand lelijk, waarmee ik trouwens iets anders bedoel dan dat ik iedereen om door een ringetje te halen vind. Mijn neef Henning uit Aspen Colorado, die vijftien jaar ouder is dan ik, nou, die is lelijk, zeggen ze. Ik vind het best wel meevallen. Het is wél zo dat, ondanks dat het gezegde luidt ‘op elk potje past een deksel’, Henning de eeuwige single is gebleven. Dat frustreerde hem flink. Hij had er nogal een ongezonde eetlust aan overgehouden. Ik kwam er als begin twintiger een keer op bezoek. Toentertijd was hij ook al enorm uit de kluiten gewassen. Daar waar de pizza en pizzeria bij ons in de Achterhoek nog niet ten dorpe waren verschenen, daar had Henning in het modernere Amerika met al die door hem leeggegeten pizzadozen met gemak een maquette van New York’s Manhattan kunnen bouwen. Hij at niets anders dan alle mogelijke variaties op die Italiaanse calorieënbom. Het was een aardige gozer hoor, maar als hij je omarmde of knuffelde was het alsof je werd opgeslokt door een vleesetende plant. Ik geef toe, dit klinkt niet superaardig, maar Henning kon wel tegen een lolletje. Zelfspot, wat ik aantrekkelijk vind in een persoon, had hij namelijk in overvloed. Volgens hem, als tijdens Halloween de kinderen aan zijn deur kwamen om ‘trick en treat’ te zeggen, en hij deed de voordeur open, schrokken de kiddo’s zo gruwelijk hard van zijn verschijning dat ze bliksemsvlug hun snoepgoed aan hém gaven. Inmiddels is hij al een tijdje met pensioen en woont in zo’n seniorenappartementencomplex. En het leuke is, dat hij daar nu, na al die jaren solitair te hebben geleefd, iemand heeft leren kennen, waarmee hij een ‘match made in heaven’ (zoals hij het zelf zegt) heeft. Een paar maanden geleden belden we met elkaar. ‘Weet je,’ zei hij lachend, ‘hoe ons eerste gesprekje ging?’ ‘Hoe moet ik dat nou weten beste neef?’ ‘Dat is waar haha, nou, er was dus een feestavond, met een lopend buffet, én het was Halloween, en ik had voor de gelegenheid, als enige trouwens, iets passends aangetrokken. Toen ik soep aan het opscheppen was, stond ze voor me in de rij, en toen ze zich omdraaide zei ze meteen, en vrij hard ook: ‘Waarom heb jij een trui aan met een doodskop er op?’
‘En voor ik het wist antwoorde ik: ‘Omdat die met een doodskont op waren!’ En Rocco, ik zeg het je, ook al klonk haar lach als een gierende tandartsboor, mij klonk het als romantische vioolmuziek in de oren. We gingen samen aan een tafel zitten, en werkelijk, wat ik ook zei, ze lachte om álles. Ik voelde me instant haar persoonlijke stand up comedian. Door haar voelde ik me het grootste succes ooit.’
Ik was blij voor Henning, maar was er niet helemaal gerust op. Eergisteren facetimeden we weer eens: ‘Het is wel een beetje vermoeiend,’ begon Henning. ‘Ze lijkt geen controle over haar lachspieren te hebben. Ze lacht dus écht om alles.’ ’s Avonds moest ik denken aan een aflevering van Man Bijt Hond, over een man die, na een heupoperatie, door de narcose, ineens om alles moest lachen, terwijl zijn vrouw stapelgek werd van dat gelach de hele dag. Dat was pittig, voor haar. Jarenlang. Hou vol Henning … anders wordt het een hard gelag.

Tekst: Rocco Ostermann

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant