Afbeelding

Column De Buitenstaander: ’n Kleine daad van verzet

Opinie

Ik had zojuist het Bergherbos wandelend doorkruist en bij de Hulzerberg, vanaf die hoge ‘Romeinse’ uitkijktoren, het hele gebied binnen mijn blikveld gehad. Het was een machtige afsluiter van een fikse wandeling. Wat later, bij uitspanning ’t Peeske, genoot ik van een driedubbele omelet omdat ik mijzelf na die wandelklim nodig moest bijvoeren.
Naast ’t Peeske is een houten speeltuin met kliminstallaties en naast mij zat een gezin, waarvan het enigst kind, een jochie, ineens verontwaardigd zei: ‘Maar ik wil klimmen!’ Hij had er beslist op gerekend, dat kon ik wel horen. Pa leek er weinig trek in te hebben. Die zat op z’n telefoontje te kijken alsof hij de cryptokoers angstvallig in de gaten hield en al die info door z’n pupillen perste. Zijn frêle vrouw, ook niet op enig enthousiasme te betrappen, had niet bepaald een klimkloffie aan om als een echte Jane samen met zoontjelief de bomen in te klauteren. Onberispelijke ouders, verfijnd, dure kleren, ongeschikt voor de speeltuin. Het jongetje: duidelijk een wildebras die voor de duvel niet bang leek te zijn. ‘Geadopteerd?’ schoot het door me heen. Ik had met het kereltje te doen. ’t Peeske, ik herinnerde me dat ik er eens op schoolreisje was geweest. 1978, WK voetbal in Argentinië, toen Duitsland van Oostenrijk verloor. Het laatste gedeelte van die wedstrijd had ik daar in het restaurant gezien. Ik keek om me heen, maar ik herinnerde me niets van wat ik nu zag. Ik weet ook zeker dat we toen hebben gewaterfietst, maar daar was ook zo vlug geen spoorkruimeltje van terug te vinden.

Kinderherinneringen die weer uitbundig door je lijf voelen hollen, daar moet je niet al teveel van verwachten, anders liggen de maagkrampjes van de melancholie op de loer

 
Veel plekken van vroeger, hebben hun magische gloed verloren. Je herinnert je een paar frappante flitsen, maar het is er domweg niet meer. Vergane glorie: ergens is het mooi, maar dan meer zoals Belgische badplaatsen, of Ierse plattelandskermissen, met attracties waar geen spatje verf meer op zit, afgeknaagd door de marmottentanden van de tijd. Kinderherinneringen echter, die weer uitbundig door je lijf voelen hollen, daar moet je niet al teveel van verwachten, anders liggen de maagkrampjes van de melancholie op de loer.
Ondertussen was ik er achter gekomen dat Beek, de gemeente waarin ’t Peeske ligt, een spokentochtvereniging heeft en ik dacht meteen: ‘Dát is wat voor mij’. Ik las dat het verboden was om de ‘spoken’ aan te raken. Na ja, nogal wiedes, als ze dan maar zelf ook niet te dichtbij komen, dan kan ik ze tijdens het schrikken ook niet spontaan een hoek verkopen. Kon ik het jongetje maar meenemen, daar naar toe. Zou hij bang worden, of niet? Vind ik zelf griezelen leuker, of mensen de stuipen op het lijf jagen? Ik denk het laatste. Het jochie waarschijnlijk ook. Ik hoorde hem zeggen: ‘Oh mama, kijk, wat een grote spin zeg, daar bij je hand,’ en mama gilde zonder te kijken spontaan alle slapende bosuilen uit de boom. Ik schoot in de lach. Ik zag namelijk aan ‘t olijke koppie van ‘t kind, dat hij het had verzonnen. Het was een verzetsdaad, niets minder dan dát! Tsja, als het uitje niet gefruit wordt, moet je maar een poets bakken…

Tekst: Rocco Ostermann

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant